Thijs Goverde met rood t-shirt met de tekst: Reading is Sexy
<<

Welk duivels wezen, uit welke hel?

Het geluid was erg schel en hoog, voor een straaljager. Dus waarschijnlijk was het iets anders. Maar wat? Wat ter wereld kon zo een hoog, langdurig, buitenaards gekrijs voortbrengen?
Het gegil steeg en daalde, het veranderde voortdurend van toonhoogte zowel als... hoe zeg je dat? Is daar een woord voor, voor wat ik maar even de hardheid van een lawaai zal noemen? Ik verzin daar gewoon even het woord 'Luiderdom' voor.
Goed.
De luiderdom van het gekrijs buiten, en de toonhoogte ervan, die veranderden dus de hele tijd. Dat gaf mij het idee dat het niet van een machine kwam, maar van iets levends.
Maar wat?
Welk duivels wezen, uit welke hel, bracht in hemelsnaam dit afschuwwekkende gekrijs voort?
Ik was niet de enige, die zich dat afvroeg.
De Moeflon stond, geheel verbleekt, met verwilderde ogen om zich heen te staren. 'Wa... wie...?' vroeg hij aan de wereld in 't algemeen.
De wereld gaf geen antwoord. Althans, niet verstaanbaar.
Ik drukte mijn handen tegen mijn oren. En ik was niet de enige. Iedereen in de loods probeerde wanhopig het helse gejammer buiten zijn hersenpan te houden. Iedereen stak zijn vingers in zijn oren, afgezien van Joostje die hele korte voorpootjes heeft en die niet bij zijn oren kon komen, hoe wanhopig hij het ook probeerde.
De Moeflon en Doctor Santos waren behoorlijk afgeleid. Nu zou ik toe kunnen slaan. Hun wapens afpakken en een einde maken aan deze hele ellende. Maar ik deed het niet. Ten eerste omdat ik zelf ook mijn vingers in mijn oren had gestoken, en geen macht ter wereld zou ze daar weer vandaan krijgen.
Ten tweede leek mij dit typisch zo'n geval van "gezworen vijanden worden door het noodlot bij elkaar gebracht en ze moeten wel samenwerken anders vergaat de wereld". Ik wist niet wat er daar buiten was, maar dat het iets was wat het voortbestaan van de wereld ernstig in gevaar bracht, dat leek me duidelijk.
'Moeflon, ouwe makker,' riep ik. 'Zet je veiligheidscamera's nog eens aan?'
De Moeflon luisterde niet naar mij. En als hij had geluisterd, dan hoorde hij me niet. Niets had boven dat lawaai uit kunnen komen.
Maar de meesterspion was niet gek, en ook niet dom. Hij kwam geheel zelfstandig op hetzelfde idee als ik: hij zette zijn veiligheidscamera's aan.
Het eerste wat we zagen was een camera. Het was een vreemde gewaarwording, om via een vcamera te kijken naar een andere camera die keihard terugkijkt. Maar die andere was geen veiligheidscamera, zoals de onze. het was een televisiecamera. Die kwam verslag doen van de opmerkelijke gebeurtenis aan de Bierkaai van Stockholm.
En de gebeurtenis zelf bestond uit meisjes. Duizenden, tienduizenden meisjes in de moeilijke leeftijd, die zich allemaal de longen uit hun lijf stonden te gillen en die wezen naar iets, wat zich kennelijk afspeelde op het dak van onze loods.
De Moeflon ramde als een dolle wildeman op de afstandsbediening, om zijn camera's op het dak te richten. Wat was daar aan de hand?

Thijs is vandaag

Online
Offline,
want vandaag ben ik op bezoek bij het Kandinsky College in Nijmegen. Mijn oude school!